De amendementen die oordeel kamer hebben gekregen regelen dat:

• niet alleen zeer zwakke scholen, maar ook scholen die onvoldoende scoren volgens de onderwijsinspectie geen nieuwe nevenvestiging mogen starten.
• de wet wordt geëvalueerd na 5, 10 en 15 jaar.
• de belangstellingsmeting wordt uitgevoerd aan de hand van hetzij ouderverklaringen dan wel, in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, een marktonderzoek; het model van ouderverklaringen het uitgangspunt zou moeten zijn.
• de minister, op basis van onderzoek van de inspectie, de mogelijkheid behoudt maatregelen te treffen als het bevoegd gezag, uiterlijk vier maanden voorafgaande aan de aanvang van de bekostiging op 1 augustus, niet kan aantonen dat het voldoet aan de eisen inzake bekwaamheid, onderwijstijd en de scheiding tussen bestuur en toezicht.
• de aanvrager in zijn aanvraag informatie geeft over de hoogte van de vrijwillige ouderbijdrage en over het totaal aan inkomsten dat daaruit wordt verwacht.
• het bestuur van de nieuw te stichten school wordt verplicht bij de kwaliteitstoets aan te geven op welke wijze de ouderbetrokkenheid is georganiseerd in de fase van het stichten van de nieuwe school.
   

Zorgen over segregatie in het onderwijs

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel spraken veel Kamerleden hun zorgen uit over de segregatie in het onderwijs. De VO-raad is van mening dat het wetsvoorstel segregatie bevordert omdat nieuwe initiatieven gericht op een specifieke doelgroep het brede aanbod binnen scholen ondermijnen. Een aantal fracties deelt de zorgen van de VO-raad over nieuwe scholen in krimpgebieden en de bevordering van concurrentie, maar een meerderheid lijkt vooralsnog voorstander van het wetsvoorstel.

D66: Breed onderwijsaanbod een aanvullende voorwaarde

D66 pleitte in het debat voor een breed onderwijsaanbod en wil dat bij het stichten van een nieuwe middelbare school een breed aanbod een aanvullende voorwaarde wordt. Ook benadrukte hij dat een nieuw initiatief eerst naar de bestaande scholen zou moeten kijken en ziet hierbij een rol voor het RPO. Dit sluit aan bij de eerdere berichtgeving van de VO-raad.